Basistrim:
Grootzeiltrim (aan de wind)
Tags: achterstag, basistrim, cunningham, diepte, grootschoot, invalshoek, neerhaler, overloop, sailsupporter, trim, twist, trackback
Als je aan de wind vaart, laad de Genua
je dan leiden. Het Grootzeil gebruik je om je schip in balans te houden en de
boot te controleren. Pas de vorm van het grootzeil aan, aan de vorm van de
genua. Onthoud dat de twee zeilen het hoogste rendement hebben als ze elkaar
aanvullen. Met een goed getrimd grootzeil houd je de boot onder controle en
zorg je ervoor dat de boot niet te loefgierig wordt. Veel stuurmannen (of
vrouwen natuurlijk) vinden het fijn om de boot een klein beetje loefgierig te
houden. Dit zorgt voor meer ”gevoel” in het roer. Neem als vuistregel dat het
roer een uitslag van max 5 graden ten opzichte van de hartlijn van het schip
mag hebben.
Hoe kunnen we de vorm
van het grootzeil aanpassen?
Ik zal proberen uit te leggen hoe en
waarom je de vorm van het grootzeil kunt aanpassen aan de hand van de
verschillende trimmogelijkheden. Ik zal ook uitleggen hoe je met deze
trim-mogelijkheden de “three sources of power” (invalshoek, diepte & twist)
veranderd. Voor meer informatie over de invalshoek, diepte & twist klik hier.
Grootschoot
De grootschoot is de meest gebruikte
trimmogelijkheid voor het grootzeil. Met de grootschoot verander je de twist en
de invalshoek van het zeil. Bij het trimmen van het grootzeil is het erg
belangrijk om op de tell-tales aan het achterlijk te letten. Vooral de bovenste
tell tales zijn belangrijk, omdat het hoog in de mast harder waait dan onderin.
We willen dus ons voordeel halen uit het bovenste deel van het zeil. Let op dat
je nooit zoveel spanning op je grootschoot zet, dat de bovenste tell tale,
ophoudt met vliegen. Het zeil is dan “overtrimmed” en zal veel minder power
geven. Met lichtweer, mag je wel zoveel spanning zetten op de grootschoot zodat
de bovenste tell tale soms wegvalt. Trim zo, dat de bovenste tell tale 70% van
de tijd vliegt. Dit verschilt wel per boot, probeer eens een paar manieren uit
en onthoudt welke het beste voor jouw boot werkt. Wanneer het harder waait, en
de boot loefgierig wordt, vier dan de grootschoot een beetje. Het voorlijk zal
gaan killen, maar dit is niet erg. Liever een voorlijk dat een beetje kilt, dan
een boot die loefgierig is. Door het vieren van de grootschoot, neemt de twist
en de invalshoek toe. Hierdoor genereert het zeil minder power en dus ook
minder helling.
Achterstag
(fractionele tuigages)
Bij fractionele tuigages, is de
achterstag ook een belangrijke trim mogelijkheid. Door de mast te buigen, verandert
de vorm van het grootzeil in het bovenste deel. Het zeil wordt in dat deel
vlakker, waardoor het minder power en helling veroorzaakt. Vaar in lichtweer,
met de achterstag los en ga geleidelijk de achterstag aantrekken als de wind
harder wordt. Let op dat, door de mast naar achteren te trekken ook de spanning
op de grootschoot veranderd. Het zeil krijgt meer twist, trek de grootschoot
weer aan om de twist te verminderen.
Onderlijktrekker
Met de onderlijktrekker pas je de diepte
in het onderste deel van het zeil aan. Vaar met licht weer, de onderlijktrekker
wat losser, zodat het zeil iets dieper wordt. Hierdoor krijgt het zeil wat meer
power. Let op dat je dit niet overdrijft. Wanneer je de onderlijktrekker teveel
viert wordt het zeil erg bol en zorgt het alleen maar voor meer weerstand ipv
kracht. Wanneer de wind toeneemt, trek de onderlijktrekker dan aan, zodat het
onderste deel van het zeil mooi afvlakt.
Neerhaler
De neerhaler wordt vooral gebruikt om de
twist van het grootzeil te regelen. Voornamelijk op halve en voor de windse
koersen, waar de twist niet geregeld wordt met de grootschoot. Wel kan je met
meer wind, mooi de twist van het grootzeil aan de wind regelen met de
neerhaler. De grootschoot kan je dan gebruiken om de invalshoek te vergroten,
terwijl de twist gelijk blijft aangezien de neerhaler de giek nog naar beneden
trekt. Vertraag je neerhaler goed, daar zal je plezier van hebben.
Cunningham
Met de cunningham kun je de voorlijk spanning
van het zeil regelen. Dit kan ook met de val, maar met de val kun je dit niet
precies regelen tijdens het zeilen, aangezien hier aan kracht op staat. Ook heb
je kans dat je mast breekt als je je val probeert aan te draaien, terwijl je
grootzeil vol wind vangt. Wanneer je de cunninham goed vertraagd kun je tijdens
het zeilen mooi de plaats van het diepste punt van het zeil regelen. Trek de
cunninham aan, als het harder gaat waaien en er golven op het water staan. Je
wilt dan je bolling verder naar voren brengen, om zo makkelijker door de golven
te komen. Ook vaart de boot makkelijker wanneer de bolling wat naar voor
gebracht wordt. Let wel, net als altijd kun je dit ook overdrijven, wanneer je
de bolling te ver naar voren trekt, zal je boot helemaal niet lekker meer
varen, laat de cunningham dan wat schieten. Bijkomend voordeel van de
cunningham is dat je heel makkelijk je voorlijk wat losser kan varen, wanneer
de wind wat lichter wordt, of wanneer je voor de wind gaat varen.
Overloop
De overloop is een trimmogelijkheid die
vaak niet op toerboten aanwezig is. Toch is deze trim-mogelijkheid zeer
effectief en eigenlijk onmisbaar voor iedereen die hoog en hard wilt varen. Met
de overloop kun je de invalshoek van het grootzeil regelen. Trek de
overloopwagen met lichtweer naar loef, zodat de invalshoek van het grootzeil
verkleind wordt. Overdrijf dit niet, de giek mag niet over het midden van de
boot komen. De overloop is vooral heel handig om vlagen op de vangen. Door in
een vlaag de kar wat naar lei te laten schieten, kun je de invalshoek van het
grootzeil snel vergroten en zo de helling van de boot beperken. Wanneer je een
overloop op je boot toevoegt, zul je zien dat je veel beter met vlagerige harde
wind kunt varen.
Basistrim:
Grootzeil halve wind/voor de wind
Halve wind en voor de windse trim gaat
allemaal over power. Aan de wind is het belangrijk dat je boot ook hoog tegen
de wind in vaart, bij halve wind en voor de wind hoef je hier niet druk over te
maken. Stap 1 in het toevoegen van power is het vieren van de achterstag en de
onderlijkstrekker. Vier de onderlijkstrekker niet teveel, op een gegeven moment
geef je teveel geprojecteerd oppervlak op. Vier de onderlijkstrekker zo ver,
dat er meer diepte in het zeil komt, een tip is om van onderaf in het zeil te
kijken, een beetje getraind oog ziet meteen wanneer de onderlijkstrekker teveel
gevierd wordt. Stap 2 is het aanspannen van de giekneerhaler. Je mag het
grootzeil best dichttrekken, maar let op de tell-tales. Als deze niet meer
vliegen heb je de neerhaler te ver aangetrokken. Er kan best veel spanning op
de neerhaler komen, zorg ervoor dat deze voldoende vertraagd is. Het liefst met
een High Tension blok, dan verminderd de kans op stukken. Stap 3 is om
eventueel de val/cunningham een klein beetje te vieren, hierdoor komt de
bolling wat verder naar achteren te liggen. Het grootzeil wordt zo krachtiger.
Halve wind
Vier in licht weer het grootzeil steeds
zover dat het voorlijk net gaat killen en trek het dan weer aan. Doe hetzelfde
in een midden-wind. Let erop dat je niet teveel helling krijgt. Het is niet erg
om het voorlijk een beetje te laten killen als je de boot dan mooi vlak kan
varen. Let op je snelheid, je kunt soms veel snelheid winnen door het grootzeil
een stukje te vieren. Probeer wat en kijk naar je snelheidsmeter welk effect het
heeft. In zwaar weer is het vooral belangrijk om de boot onder controle te
houden. Wanneer je vaart met veel helling en roerdruk, zet de neerhaler dan wat
losser en vier de grootschoot om ervoor te zorgen dat je niet uit het roer
loopt.
Voor de wind
Voor de wind is de aandacht vaak voor
100% gevestigd op de spinaker, het grootzeil wordt vaak en onrechte vergeten.
Het grootzeil moet zo ver mogelijk gevierd worden. Er is geen enkele stroming
meer langs het zeil, het doel is om zoveel mogelijk wind “op de vangen”. Omdat
er geen stroming meer is langs het zeil is het niet erg als de zalingen tegen
het zeil aanprikken. Breng verstevigingspatches aan op je zeil om te zorgen dat
je zaleningen niet door het grootzeil schuren. Vier ook hier de achterstag,
onderlijkstrekker en haal de neerhaler aan.
Basistrim:
Genuatrim (aan de wind)
Tags: basistrim, cunningham, diepte, genua, genuakar, invalshoek, trim, twist, voorstag, zeilen, zeiltrim, trackback
Genua-trim is aan de wind erg
belangrijk; de stuurman volgt de genua aan de wind. Wanneer de genua niet goed
getrimd is, vaart de stuurman constant lager dan dat hij eigenlijk kan varen.
Net als bij het grootzeil, wordt de power die de genua produceert bepaald door
de invalshoek, diepte en de twist. Ik zal in dit verhaal uitleggen hoe je deze
kunt aanpassen en waarom. Maar eerst zal ik wat uitleggen over de verschillende
genua’s die allemaal bestaan. In tegenstelling tot het Grootzeil, heeft een
boot vaak meerdere genua’s. Het grootzeil wordt gezien als een allround zeil
dat onder alle omstandigheden moet kunnen presteren. Wordt het grootzeil te
groot, dan wordt het gereefd. Echter bij een genua, is het het beste dat de
genua wordt gewisseld voor een kleinere genua, met een andere vorm. Een van de
redenen voor dit is dat een genua veel minder trim-opties heeft dan een
grootzeil.
Verschillende soorten
Genua’s
Elke genua heeft een andere naam, maar
ook een code. Deze worden vaak door elkaar gehaald. Over het algemeen hebben de
genua’s de volgende namen:
·
* Genua 1 heeft onderlijk dat een stuk groter is dan de J-maat. De J-maat is
de afstand van de mast haaks op de voorstag. vaak is de Genua 1 130-150% van
deze afstand. De Genua 1 is de grootste genua aan boord. Deze genua is vaak
gemaakt tot 12 knopen wind, (windkracht 3-kleine 4).
* Genua 2, het onderlijk van deze genua komt voorbij de mast. Deze genua is
vaak al een stuk kleiner dan de genua 1. De J-maat van de genua 2 is vaak rond
de 120%. Deze genua wordt vaak gevoerd vanaf 10 knopen wind tot 18 knopen wind.
* Genua 3, wordt ook wel High Aspect genoemd. Een kleinere genua geschikt
voor wat zwaarder weer. Vaak mooi vlak ontworpen, zodat de boot lekker hoog kan
varen. Het onderlijk komt net voorbij de mast, of blijft er net voor. J-maat
rond de 105%. Deze genua wordt vaak gebruikt vanaf een knoop of 18 tot 24 knopen.
Afhankelijk natuurlijk van de staat van het water en boot etc.
· *
Genua 4, ook wel solent genoemd. Nog
kleiner dan een genua 3, geschikt voor zwaar weer.
Met het ontwerp van elke genua wordt
rekening gehouden met de windsnelheid waarvoor hij bedoelt is. Ook de zwaarte
van het doek wordt hierop gekozen. Het is daarom belangrijk om de genua ook te
gebruiken voor de windsnelheid waarvoor hij bedoelt is. Ga je met een veel
hardere wind varen, dan slijt de genua veel sneller, omdat het doek hierop niet
berekend is.
Trimopties Genua
De genua schoot is de belangrijkste
trimoptie voor de genua. De schootspanning veranderd de invalshoek, de diepte
en de twist. Let tijdens het varen altijd op de tell tales die op de genua
geplakt zijn. Wanneer de tell tales aan de loefzijde (voorkant) van het zeil
omhoog waaien, dan moet je de schoot aantrekken, de boot vaart dan een hogere
koers, dan de koers waar de genua op getrimd is. Waaien de tell tales aan de
achterkant (lij-zijde) van het zeil omhoog, dan moet de schoot gevierd worden.
Een andere mogelijkheid is om dan af te vallen.
Schootrichting
Wat erg belangrijk is, is de hoek die de schoot maakt. Deze wordt versteld
door de positie van de genua kar te verschuiven. Met licht weer moet de genua
vrij recht geschoot worden. Een goede vuist regel is om een denkbeeldige lijn
vanaf 2/3 van de voorstag naar de schoothoek te trekken. Met licht en midden
weer, moet de schoot deze zijn volgen. Gaat het harder waaien, schuif de genua
kar dan naar achteren. Door de kar naar achteren te schuiven, schoot je de
genua “minde recht”, hierdoor wordt de genua vlakker en gaat de genua bovenin
een beetje open staan. De twist neemt dus toe. Dit is goed voor wat hardere
wind. De boot zal hoger varen en sneller accelereren na iedere golf.
Valspanning
Met de valspanning van de genua
controlleer je de plaats van de diepte (bolling). Het diepste punt van de genua
moet zich altijd rond 30-35% bevinden. Door de bolling wat naar achteren te
laten komen, door de val wat losser te zetten, zal de boot iets hoger kunnen
varen. Het is echter wel moeilijker om de boot dan “in the groove” te houden.
Het is moeilijker om zo te sturen dat de boot lekker blijft lopen. Door iets
meer valspanning te voeren, komt de bolling wat verder naar voren. De boot vaart
iets minder hoog, maar is wel makkelijker te varen. Dit kun je echter ook
overdrijven, bedenk dat het nooit goed is om heel veel valspanning te voren,
gewoon genoeg om “de kreukels” uit het zeil te trekken. Door het toevoegen van
een cunningham aan je genua, kun je heel gemakkelijk de plaats van de bolling
regelen. Gebruik je de val om de voorlijk spanning te veranderen, onthoudt dan
dat de schootspanning en karpositie steeds moet worden veranderd, omdat de
schoothoek op een andere hoogte komt door het aantrekken van de val. Hierdoor
veranderd ook de schootrichting.
Voorstagspanning
De mate waarop de voorstag doorhangt,
bepaald voor een groot deel de diepte van het voorzeil. Staat de voorstag vrij
los, dan zal de genua wat dieper worden. De genua zal dan meer power
produceren, maar de boot zal iets minder hoog kunnen varen. Dit is een goede
trim in lichte condities. In midden en zwaardere condities, moet de voorstag
goed onder spanning staan. Zo zal de voorstag minder doorhangen en dan zal de
genua minder helling geven en kan de boot hoger varen. De voorstag spanning
wordt geregeld met een spanner op de voorstag zelf of met de spanning op de
achterstag. Ook wordt de voorstagspanning geregeld door het hoofdwand, op boten
met gepeilde zalingen.
Basistrim:
Genua halve wind 30 maart 2010
Soms komt het voor dat je een koers
vaart die nog te hoog is om de spinaker te zetten. Probeer dan niet, toch de
spi te zetten, maar vaar dan gewoon door met de genua. Door een paar simpele
trim-aanpassingen is het mogelijk om toch meer snelheid uit de boot te krijgen.
Om de twist te controleren wil je eigenlijk de genua-kar verder naar voren
zetten, maar je wilt de genua ook verder naar buiten zetten. De truc om dit te
doen zijn buitenschootjes. Dit zijn gewoon simpele schoten bevestigd aan de
genua-schoot, die dan naar de rand van de boot lopen, waarna ze naar een klem
in de kuip gaan. Door deze buitenschoten aan te trekken, komt de schoothoek van
de genua verder naar buiten, door de genuakar dan weer wat naar voren te
zetten, wordt te twist van de genua geregeld.
Soms is het slim om even wat hoger te
gaan varen, dan eigenlijk nodig is. Door even wat hoogte te pakken, kun je
daarna afvallen en de symmetrische of asymmetrische spinaker zetten. Een andere
optie is een Code-Zero. Een Code Zero vult eigenlijk gat op tussen de genua en
de spinaker. Door de spanning op het voorlijk van de code zero te verhogen, kun
je hoger varen. Een Code zero wordt gemaakt met een dyneema lijntje in het
voorlijk. Dit dyneema lijntje vervangt als het ware de voorstag. Door de
valspanning te verhogen, verander je dus niet de plaats van de bolling, maar je
verandert de mate waarin het voorlijk van het zeil doorhangt.